Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving
De zeventien door de VN vastgestelde duurzame ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, hierna: SDG’s) zijn belangrijke uitgangspunten voor het Kabinetsbeleid voor ons land, dus ook voor de fysieke leefomgeving.[1] De figuur ‘Relatie van de SDG’s met de domeinen Biosfeer, Maatschappij, en Economie’ benadrukt de onderlinge afhankelijkheid van biosfeer (waaronder het bodem-watersysteem), maatschappij en economie. Van de zeventien SDG’s hebben er tien direct betrekking op de fysieke leefomgeving. Duurzame ontwikkeling is door het Nederlandse kabinet niet alleen internationaal afgesproken, maar ook wezenlijk van nationaal en internationaal belang om ons land en de wereld leefbaar te houden voor volgende generaties. Produceren en consumeren binnen de grenzen die de planeet ons stelt, is hierbij relevant. ‘Duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu’ zijn de overkoepelende doelen achter de Omgevingswet en daarmee de Nationale Omgevingsvisie.
Toelichting Nationaal Belang
Opgave
De opgave is uitvoering geven aan de voor het omgevingsbeleid relevante duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s).
Aangezien dit belang betrekking heeft op het algehele kabinetsbeleid, is het eveneens bij andere nationale belangen terug te vinden:
- Geen honger (SDG 2) heeft alles te maken met onze agrarische productie en is terug te vinden onder het nationale belang ‘Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie’;
- Schoon water en sanitair (SDG 6) komt terug bij ‘Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater’;
- Betaalbare en duurzame energie (SDG 7):'Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO₂-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur';
- Industrie, innovatie en infrastructuur (SDG 9) komt terug onder ‘Waarborgen en realiseren van een veilig robuust, en duurzaam mobiliteitssysteem’, ‘Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie’ en ‘Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat’;
- Duurzame steden en gemeenschappen (SDG 11) komt terug bij ‘Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit’ en ‘Beperken van klimaatverandering’;
- Verantwoorde productie en consumptie (SDG 12): komt terug bij ‘Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie’;
- Klimaatactie (SDG 13) komt terug bij ‘Beperken van klimaatverandering’, ‘Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie’ en 'Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO₂-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur';
- Leven in het water (SDG 14) en Leven op het land (SDG 15) komen terug bij 'Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit';
- Partnerschap om doelstellingen te bereiken (SDG 17) is nader verwoord in hoofdstuk 5;
Figuur: Relatie van de SDG's met de domeinen Biosfeer, Maatschappij, en Economie
De SDG’s die betrekking hebben op natuurlijke hulpbronnen zoals bodem, (grond)water en oceanen, bevinden zich in het domein biosfeer. De pijl verbeeldt de samenhang tussen biosfeer, maatschappij en economie. De pijl benadrukt enerzijds dat niet-duurzaam maatschappelijk handelen grote consequenties kan hebben voor de biosfeer (inclusief het bodem-watersysteem), en anderzijds dat een schoon, gezond en goed functionerende biosfeer een basis is voor slim en duurzaam benutten en veel kansen biedt om de ontwikkelingsdoelen voor maatschappij en economie te kunnen realiseren[2].
Rijksrol
Vanuit de systeemverantwoordelijkheid zal het Rijk bij de uitwerking van de NOVI en de toepassing van de verschillende nationale belangen steeds deze overkoepelende doelen in de beleidskeuzes betrekken. Vanuit die rol heeft het Rijk de SDG’s betrokken bij het opstellen van een toegesneden beoordelingskader voor het PlanMER NOVI.