Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving
Opgave
De opgave is de veiligheid en gezondheid van onze leefomgeving zodanig te verbeteren dat in 2050 negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid naar een verwaarloosbaar laag niveau zijn gebracht. Daarnaast streeft het Kabinet ernaar om in 2030 te voldoen aan de huidige WHO-advieswaarden. Ook het tot een verwaarloosbaar niveau terug brengen van omgevingsrisico’s als gevolg van industriële activiteiten en transport (omgevingsveiligheid) is onderdeel van de opgave.
Door het intensievere gebruik en de verwachte groei van de steden zal vooral de druk van luchtverontreiniging en geluidsoverlast op de gezondheid toenemen. Ook wordt hierdoor de ruimte bedreigd die nu nog beschikbaar is voor groen, water en recreatief gebruik (bewegen, spelen en ontmoeten). Voorkomen moet worden dat dit leidt tot opvulling van milieunormen, want het wordt steeds duidelijker dat onder de vigerende milieunormen nog altijd grote negatieve gezond heidseffecten kunnen optreden. In Nederland is gemiddeld circa 4% van de ziektelast toe te schrijven aan milieufactoren (lokaal varieert dit tussen de 4 en 14%) en veroorzaakt een ongezond buitenmilieu 3,5% van de nationale ziektelast. Door economische groei en toenemende internationale handel zullen industriële activiteiten en daarmee samenhangende transporten van onder andere gevaarlijke stoffen toenemen. Door innovatie zullen nieuwe productieprocessen worden ontwikkeld en producten op de markt komen waarvan op voorhand niet duidelijk is in hoeverre deze schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. De ambitie is de risico’s voor mens en milieu nog verder te verlagen tot een verwaarloosbaar laag niveau en nieuwe risico’s en gevaren voor de gezondheid tijdig te signaleren en te voorkomen. Het doel is de veiligheid en gezondheid van onze leefomgeving zodanig te verbeteren dat er in 2050 geen slachtoffers te betreuren zijn als gevolg van de kwaliteit en inrichting van onze leefomgeving. Daarnaast streeft het Kabinet ernaar om in 2030 te voldoen aan de huidige WHO-advieswaarden.
Deze generieke opgave stelt voor de onderscheiden milieurisico’s en -thema’s meer specifieke opgaven. De benodigde kwaliteit van water is beschreven onder nationaal belang 15.
Geluid
De opgave is gericht op het permanent verminderen van het aantal mensen dat blootgesteld is aan geluidhinder.
Geluidhinder brengt grote schade toe aan de gezondheid. De komende jaren blijven de niveaus van geluidbelasting toenemen door de groei van steden en mobiliteit, als er geen technologische of beleidsmatige veranderingen plaatsvinden. Geluidhinder is aanzienlijk in de buurt van wegen, spoorwegen, industrie en de aan- en uitvliegroutes rond Schiphol en andere vliegvelden. Wegverkeer veroorzaakt de meeste hinder. Ook in het bebouwde gebied is de geluidbelasting langzaam maar gestaag toegenomen. De komst van elektrische voertuigen zal op dit punt in stedelijk gebied een gunstig effect hebben.
Ondergrond
De opgave is om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen direct vanaf het begin van de planvorming de bovengrond en de diverse lagen in de ondergrond in samenhang te bezien. Daarbij worden verschillende maatschappelijke opgaven met elkaar gecombineerd om duurzaam, veilig en efficiënt gebruik te maken van de beschikbare ondergrondse (en bovengrondse) ruimte.
De ondergrond bevat natuurlijke hulpbronnen in de vorm van bouwstoffen, grondstoffen voor de industrie en delfstoffen voor de energievoorziening. Grondwater is de belangrijkste bron voor onze drinkwatervoorziening. De bodem is een onmisbare productiefactor voor de voedselvoorziening en belangrijk voor natuur en landschap. De bodem is tevens een bewaarplaats voor resten van vroegere menselijke bewoning, die inzicht kunnen geven in onze historie. Daarnaast is de ondergrond als natuurlijk systeem in staat diensten te leveren zoals het zuiveren van infiltrerend regenwater door biologische en chemische processen of het bufferen van neerslagpieken door het waterbergend vermogen van de bodem. Door gebrek aan ruimte bovengronds of om hinder te beperken krijgen steeds meer stedelijke functies een plek in de ondergrond (wegen en spoorwegen, parkeren, winkels, faciliteiten en voorzieningen, kabels en (buis)leidingen).
Het Rijk wil duurzaam gebruik realiseren, door rekening te houden met het functioneren van bodem en ondergrond als natuurlijk systeem. Daarvoor moeten we kringlopen van (voedings)stoffen, water en energie in stand houden of herstellen en verontreinigingen voorkomen. Een draagkrachtige bodem en een goed functionerend bodemwatersysteem zijn ook van belang in het stedelijk gebied. Een gezonde bodem zuivert water en reguleert de waterhuishouding: neerslagpieken kunnen makkelijker worden opgevangen en de nalevering van water blijft langer intact. Een groter watervasthoudend vermogen van de ondergrond vermindert de uitspoeling van nutriënten en andere verontreinigingen naar grond- en oppervlaktewater en draagt bij aan de klimaatadaptatie. Problemen in de waterhuishouding kunnen worden voorkomen als grondwaterstromingen niet worden onderbroken door ondergrondse obstakels. Veenafbraak en de daarmee gepaard gaande CO2-uitstoot kan worden afgeremd door het grondwaterpeil af te stemmen op behoud van de bodem in plaats van op het gewenste bovengrondse gebruik. Door verhoging van het gehalte organische stof kan CO2 worden vastgelegd in de bodem, waarmee tevens het voedselproducerende vermogen van de bodem wordt vergroot. Een gezond bodem-watersysteem met een rijke biodiversiteit is beter in staat om ziekten en plagen in landbouwgewassen te reguleren. In landbouwgebied zijn bodemvruchtbaarheid en het vochtleverend vermogen bepalend voor het producerend vermogen van de bodem.
Een aantal grote maatschappelijke opgaven zal leiden tot een toenemende behoefte aan ruimte in de ondergrond. De energietransitie vraagt om meer ruimte voor bodemenergiesystemen, geothermieinstallaties, CO2-opslag, verzwaring van ondergrondse elektriciteitsnetten, de aanleg van warmtenetten en verwijdering of aanpassing van bestaande gasnetten. Digitale ontwikkelingen vragen om een omvangrijke uitbreiding van glasvezelnetten en een dicht bovengronds netwerk van lokale antennes voor mobiel internet. Een andere grote maatschappelijke opgave is de vervanging van rioolnetten. De komende 25 jaar is een verdubbeling van het huidige vervangingstempo noodzakelijk, mede vanwege toenemende neerslagintensiteit door klimaatverandering. Door deze ontwikkelingen zal de omvang van ondergrondse kabel- en leidingnetten en het aantal graafactiviteiten de komende jaren enorm toenemen. In veel stedelijke gebieden is het inmiddels zo druk in de ondergrond dat er geen ruimte is voor nieuwe kabels en leidingen. Bovendien is er behoefte aan meer bomen die voor verkoeling kunnen zorgen bij zomerse hitte. Dan moet er wel ruimte zijn in de ondergrond voor de omvangrijke wortelstelsels. Herstructurering van de ondergrond is in diverse stedelijke gebieden onontkoombaar.
Bodemkwaliteit
De opgave is historische bodem- en grondwaterverontreinigingen te saneren en te beheren, een bodemkwaliteit te realiseren die past bij de aanwezige of gewenste gebruiksfunctie, en het voorkomen van nieuwe verontreinigingen.
De sanering van de meeste als spoedlocatie aangemerkte bodem- en grondwaterverontreinigingen is voor 2020 gestart. Er zijn aanvullende afspraken nodig voor afronding van het saneringsprogramma na 2020. In stedelijk gebied is de diffuse verontreiniging van de bodem door lood nog een punt van aandacht. Wat betreft de overige historische (niet-spoedeisende) verontreinigingen streven we naar een gebiedsgerichte aanpak die aansluit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Doel is de kwaliteit van bodem en grondwater zodanig te verbeteren dat deze niet beperkend is voor de gewenste functies. In Nederland wordt jaarlijks veel grond ontgraven, getransporteerd en weer toegepast, ten behoeve van bouwprojecten, infrastructuur en andere werken. Extra controle van de kwaliteit van deze grondstromen is noodzakelijk. Daarnaast is het wenselijk hergebruik van grond, bagger en organische reststromen binnen een gebied makkelijker te maken.
Bodemdaling
Bodemdaling leidt, met name in het stedelijk gebied, tot hoge maatschappelijke kosten en moet aanzienlijk verminderd worden.
Het huidige bodemgebruik en het daarop afgestemde oppervlaktepeil- en grondwaterbeheer leidt tot steeds verdergaande bodemdaling. Bodemdaling door te zware belasting en de cyclus van ontwateren, inklinken en oxidatie van veenbodems, leidt tot steeds hogere beheerskosten en is op termijn onhoudbaar. In laag Nederland daalt de bodem lokaal tot 2 cm per jaar[1], mede veroorzaakt door verlaging van grondwaterstanden. Dit leidt onder meer tot verzakkingen en daardoor schade aan huizen, andere gebouwen en infrastructuur. In veenweidegebieden leidt het daarnaast tot extra CO2-emissies en het verdwijnen van waardevolle cultuurlandschappen. De maatschappelijke kosten van bodemdaling tot 2050 zijn berekend op € 22 miljard, grotendeels in stedelijk gebied in de vorm van schade aan infrastructuur en funderingen. Daarnaast is het van groot belang om bodemdaling en de effecten van bodemdaling te minimaliseren.
Luchtkwaliteit
De opgave is permanente verbetering van de kwaliteit van lucht, om de gezondheidsrisico’s door luchtverontreiniging terug te brengen tot een verwaarloosbaar niveau. Op die manier kunnen ook kwetsbare groepen overal in Nederland zonder problemen wonen, sporten en spelen.
De kaart ‘Luchtkwaliteit’ geeft een indicatie van de concentraties fijnstof (PM10) en NO₂ in Nederland. Luchtverontreiniging en met name fijnstof (vooral afkomstig van gemotoriseerd verkeer, industrie, landbouw, huishoudens (houtstook), scheep- en luchtvaart) levert de grootste bijdrage aan de milieugerelateerde ziektelast. Een deel van de bevolking wordt blootgesteld aan sterk verhoogde concentraties en ondervindt veel grotere gezondheidsschade. Ook onder de vigerende luchtkwaliteitsnormen treden belangrijke negatieve gezondheidseffecten op. Daarom streeft het Rijk naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit, tot een niveau waarbij slechts een verwaarloosbaar kleine gezondheidsschade optreedt. De emissies van de bekende luchtverontreinigende stoffen zijn sterk afgenomen sinds 1990[2]. Voor de emissies van NO₂ en fijnstof (PM10) is het onzeker of de dalende trend doorzet. Verbeterde monitoring kan nieuwe gezondheidsrisico’s aan het licht brengen, zoals recent de zorg om ultrafijn stof. Voorkomen moet worden dat nieuwe stoffen tot nieuwe problemen leiden.
Geur
De opgave is het terugdringen en voorkomen van geurhinder met als doel dat dit op de lange termijn tot verwaarloosbare risico’s leidt.
In het kader van de omslag naar kringlooplandbouw en de verduurzaming van de veehouderij wordt gewerkt aan het voorkomen van schadelijke emissies uit stallen. Daarbij wordt ingezet op een brongerichte aanpak. Als gevolg daarvan zullen op de middellange termijn de emissies van ammoniak, fijnstof, broeikasgassen en andere schadelijke stoffen sterk worden gereduceerd met als doel dat deze op de lange termijn tot verwaarloosbare risico’s en beperken van geurhinder leiden. Ook in stedelijk gebied is de inzet gericht op het terugdringen en voorkomen van geurhinder bijvoorbeeld als gevolg van industriële productie. Dat verbetert de leefomgevingskwaliteit en kan daarmee ruimte scheppen voor nieuwe stedelijke voorzieningen, waaronder werken en wonen.
Veiligheid chemische stoffen
De opgave is dat (zeer) zorgwekkende stoffen zodanig worden geproduceerd, gebruikt en circulair verwerkt, dat voor de gezondheid en veiligheid van mens en milieu slechts sprake is van een verwaarloosbaar klein risico. Blootstelling van mens en milieu aan deze stoffen moet verder worden beperkt en voorkomen. In het bijzonder het voorkomen van emissies naar water, bodem en lucht.
Blootstelling van mens en milieu aan chemische stoffen vindt langs verschillende routes plaats: bijvoorbeeld via producten, voeding, werkprocessen of emissies. In de opgave om een goede leefomgevingskwaliteit door het verminderen van emissies van (zeer) zorgwekkende stoffen te realiseren, zijn al belangrijke stappen gezet. Met behulp van Europese en nationale wet- en regelgeving die op lokaal niveau wordt uitgevoerd, is in vrijwel alle situaties een basisbeschermingsniveau gerealiseerd.
Toch liggen er nog belangrijke uitdagingen om die leefomgevingskwaliteit te verbeteren. Ontwikkeling van (wetenschappelijke) kennis en inzichten wijst ons daar regelmatig op. Van sommige stoffen blijkt bijvoorbeeld dat het risico op gezondheidsschade groter is dan aanvankelijk gedacht. Bepaalde vormen van luchtverontreiniging kunnen ook bij het basisbeschermingsniveau schadelijk zijn voor de gezondheid omdat er geen veilig niveau kan worden vastgesteld. Soms wordt nieuwe (historisch verklaarbare) verontreiniging van de bodem met chemische stoffen aangetroffen. Maar ook medicijnresten in water of het omgaan met de vooralsnog onbekende milieurisico’s van bijvoorbeeld nanomaterialen of hormoonverstorende stoffen, vragen om een actieve en ambitieuze aanpak.
Omgevingsveiligheid
De opgave is omgevingsrisico’s als gevolg van plaatsgebonden industriële activiteiten en het transport van gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk uit te sluiten en de normen van omgevingsveiligheid te handhaven, ook bij veranderingen in de leefomgeving zodat op termijn deze risico’s voor mens en milieu worden verlaagd tot een verwaarloosbaar niveau.
De kaart ‘Omgevingsveiligheid’ geeft een beeld van de locaties waar bedrijven met gevaarlijke stoffen zich bevinden, in relatie tot de woonbehoefte.
Het aantal incidenten met opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen is de laatste jaren licht gedaald en het niveau van omgevingsveiligheid is momenteel stabiel. De uitdagingen van omgevingsveiligheid liggen vooral daar waar risicovolle activiteiten dicht bij de gebouwde omgeving plaatsvinden. De groei van de economie en de bevolking verkleint de ruimte voor bestaande risicovolle activiteiten en bedrijven, terwijl verandering van de economie en de energievoorziening het aantal bronnen van onveiligheid doet toenemen. Omgevingsveiligheid vraagt (milieu)ruimte voor risicovolle activiteiten en bedrijven en beperkt daarmee de mogelijkheden voor stedelijke verdichting en de mogelijkheden voor de transformatie van haven- en industriegebieden.
Ook bij grote maatschappelijke transities, zoals de energietransitie en circulaire economie, dient de omgevingsveiligheid in acht te worden genomen.
Om bewoners van Nederland uit te nodigen tot een gezonde leefstijl is de opgave gericht op het creëren van een dagelijkse leefomgeving die uitnodigt tot bewegen, sporten, spelen en ontmoeten, en die de gezondheidsverschillen verkleint.
De kaart ‘Landelijk fiets-, wandel- en toervaartnetwerk’ geeft een beeld van het landelijke fiets- en wandelnetwerk in relatie tot het Natuurnetwerk Nederland.
Het intensievere gebruik en de verwachte groei van de steden bedreigen de ruimte die nu nog beschikbaar is voor groen en water en daarmee de gezondheid. De leefomgeving kan zo ingericht worden dat mensen meer bewegen, minder stress ervaren, elkaar kunnen ontmoeten en kunnen participeren in de maatschappij. Dit draagt bij aan de gezondheid. Minder koopkrachtigen wonen vaker op plekken waar sprake is van een stapeling van negatieve omgevingskenmerken, zoals luchtverontreiniging, slechtere geluidsisolatie van woningen of een minder beweegvriendelijke inrichting van de openbare ruimte. Juist in die wijken kunnen meer en toegankelijk groen en water, goede en veilige fiets- en wandelroutes, speelplekken voor kinderen, (groene) ontmoetingsplaatsen in de buurt, en sportvoorzieningen een bijdrage leveren aan een betere mentale en fysieke gezondheid.
Een aantal indicatoren van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving waarmee rekening wordt gehouden met verdichting.





In de toelichting gebruiken we drie typen kaarten:
- Kaarten die de huidige situatie van een nationaal belang beschrijven;
- Kaarten die de opgave bij een nationaal belang beschrijven;
- Kaarten die de verantwoordelijkheid van het Rijk weergeven.
Het aantal en type kaarten per nationaal belang verschilt sterk. Bij enkele nationale belangen is noch de huidige situatie, noch de opgave, noch de rijksverantwoordelijkheid verbeeld, omdat de inhoud van het nationaal belang zich daar niet voor leent, zoals het geval is bij het nationaal belang ‘het bevorderen van een duurzame ontwikkeling’. Enkele nationale belangen zijn dermate breed dat voor deelonderwerpen aparte kaarten zijn gemaakt, zoals het geval is bij het nationale belang waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige leefomgeving. Bij enkele nationale belangen is slechts een van de drie typen opgenomen, bij enkele zijn alle drie de typen te vinden.
Toelichting sluiten