Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobliliteitssysteem
Opgave
De opgave bestaat uit:
- Het slim en veilig inrichten van de (verkeers)ruimte; iedereen, reiziger en vervoerder moet veilig gebruik kunnen maken van de verschillende netwerken en vervoerswijzen. Dat vergt sociale veiligheid, verkeersveiligheid en veiligheid van de infrastructuur(kunstwerken) zelf;
- Het voorkomen en oplossen van de (voorziene) knelpunten op weg, spoor en water. Mensen en goederen moeten binnen een maatschappelijk acceptabele tijd op hun bestemming kunnen komen, ook als er door incidenten verstoringen in het systeem optreden. Dit vergt onder andere: a) het beter benutten, uitbreiden (zie ook nationaal belang 7) en goed verknopen van de verschillende (inter)nationale, regionale en lokale netwerken (waaronder ook voetgangers- en fietsnetwerken, inclusief hoogwaardige stallingen), en verbetering van overstap- en overslagpunten; b) het bieden van ruimte voor de ontwikkeling van havens, transport en ontvangst, opslag en handling van goederen;
- Het behalen van de doelstellingen voor de uitstoot van CO2 (-equivalenten), vastgelegd in het Klimaatakkoord[1]: De inzet richt zich op elektrificatie en slim en efficiënt gebruik van het mobiliteitssysteem. Waar dit niet mogelijk is, wordt ingezet op schone, geavanceerde brandstoffen. Ook is de ambitie om de uitstoot van fijnstof en andere luchtvervuilende stoffen door mobiliteit terug te dringen. Daarnaast is de ambitie om geluidhinder van verkeer nog verder te verminderen;
- Het vinden van een nieuwe balans tussen luchtverkeer enerzijds en geluidhinder, veiligheid, emissies en gezondheidsschade anderzijds.
Personenmobiliteit
Elke vier jaar wordt er ter voorbereiding van een nieuw Kabinet een analyse gemaakt waarin de opgaven worden bepaald met betrekking tot de mobiliteit en bereikbaarheid, zoals in 2017 de Nationale Markt en Capaciteitsanalyse[2]. Deze analyse toont aan dat de personenmobiliteit tot 2050 fors blijft groeien[3]. De kaart ‘Nationale Markt en CapaciteitsAnalyse’’ brengt de potentiële knelpunten voor 2040 in beeld. Op de weg zal toename van mobiliteit tot filevorming en vertraging leiden. Op het spoor en de perrons zal de drukte toenemen en de zitplaatskans verminderen. Mensen en goederen moeten binnen een maatschappelijk acceptabele tijd op hun bestemming kunnen komen, ook als er door incidenten verstoringen in het systeem optreden; dit vergt onder andere het beter benutten, uitbreiden (zie ook nationaal belang 7) en goed verknopen van de verschillende nationale, regionale en lokale netwerken (waaronder ook voetgangers- en fietsnetwerken), en verbetering van overstap- en overslagpunten.
De druk op wegen- en spoorwegennet wordt vooral groot in het gebied dat grofweg omsloten wordt door de zeshoek Amsterdam – Zwolle – Arnhem – Eindhoven – Breda - Den Haag. Data- en IT-toepassingen maken het mogelijk deze mobiliteit beter te spreiden over tijd en type vervoer, bijvoorbeeld door autoverkeer en OV goed op elkaar af te stemmen.
Het aantal kilometers dat reizigers zowel per auto, OV, fiets en lopend afleggen is de afgelopen jaren toegenomen. Van de woon-werkverplaatsingen tussen de stad en de gemeenten direct daaromheen, gaat een steeds groter gedeelte per auto. Ook tussen steden groeit het aantal reizigerskilometers, zowel met de auto als de trein. Er wordt steeds vaker en verder gefietst en binnen de stad stijgt het fietsgebruik als onderdeel van het woon-werkverkeer. Ook de combinatie fiets en trein groeit sterk. Door die ontwikkelingen komt de aansluiting tussen het stedelijk mobiliteitssysteem en het bovenliggend netwerk onder druk te staan. Het daily urban system wordt langzaam groter. Een groeiende groep, met name hoger opgeleiden, legt dagelijks nog grotere afstanden af, vooral voor woon-werkverkeer, zelfs tussen meerdere stadsgewesten. Samen met de voorziene groei van de steden vragen deze ontwikkelingen in toenemende mate om afstemming tussen de verstedelijkings- en bereikbaarheidsopgaven.
Bovendien vraagt de groei van de mobiliteit en in het bijzonder het aantal mensen dat loopt en fietst (al dan niet met een e-bike) in de stad om een slimme en veilige inrichting van de (verkeers)ruimte. Iedereen, reiziger en vervoerder, moeten veilig gebruik kunnen maken van de verschillende netwerken en vervoerswijzen. Daarbij zal de verwachte groei van de (auto)mobiliteit in steden mogelijk tot nieuwe knelpunten in geluidhinder, verkeersveiligheid en luchtkwaliteit leiden. Elektrificatie en toename van in-car-veiligheidssystemen van voertuigen, zowel auto’s als OV, draagt bij aan het verminderen van deze punten.
Tevens wordt de betrokken decentrale overheden bij het opstellen van decentrale regels gevraagd aandacht te hebben voor de voor de veiligheid en vaarfunctie benodigde ruimte langs de vaarwegen. In de Bestuurlijke afspraken Basisvisie Recreatietoervaart 2020 tot en met 2025 hebben rijk, decentrale overheden en en maatschappelijke partijen afspraken gemaakt over het faciliteren van alternatieve routes voor de recreatievaart, zoals is aangegeven in de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland.
Duurzame mobiliteit
Mobiliteit raakt aan vele facetten van het dagelijks leven, zoals bereikbaarheid, luchtkwaliteit en leefbaarheid, veiligheid, gezondheid en toegankelijkheid. Voor alle Nederlanders is vlotte verplaatsing van a naar b een eerste levensbehoefte en vanzelfsprekend. De transitie naar duurzame mobiliteit is daarom van wezenlijk belang en biedt kansen voor nieuwe bedrijvigheid, diensten en werkgelegenheid.
De verduurzaming van mobiliteit richt zich op verduurzaming van de logistieke sector en het personenvervoer via alle modaliteiten, rekening houdend met het handelingsperspectief van mensen. Hierbij ligt de prioriteit op elektrificeren, maar op de middellange termijn blijven alle duurzame energiedragers van belang. Dat betekent dat naast biobrandstoffen wordt ingezet op de ontwikkeling van waterstof. Vanzelfsprekend spelen de fiets, de e-bike en het lopen een grote rol bij het verduurzamen van de verplaatsingen over korte(re) afstanden. Ook het OV en het vrachtverkeer verduurzamen, met 5000 zero-emissie bussen, en meer dan 100.000 zero-emissie bestelauto’s en 10.000 vrachtauto’s in 2030. Om deze transitie mogelijk te maken, ligt er een grote opgave om de hiervoor benodigde duurzame brandstoffen als elektriciteit en waterstof beschikbaar te stellen. Hierbij gaat het zowel om de opwekking als de realisatie van de benodigde laad- en tankinfrastructuur.
Luchtvaart
De luchtvaart verwerkt een omvangrijke vraag, terwijl de capaciteit op de luchthavens en in het luchtruim in voornamelijk West-Europa beperkt is. Het is daarbij nog onzeker wat (nieuwe) mobiliteitsvormen kunnen betekenen als alternatief voor luchtvaart op de lange termijn. Ook komen er nieuwe luchtruimgebruikers zoals drones en onbemande vliegtuigen. Naast de toenemende vraag naar civiele luchtvaart breidt Defensie haar materieel uit en vernieuwt haar luchtvaartsystemen, zoals de F-35 (waarover in 2014 is besloten) en onbemande systemen. Dit vraagt om ander en meer militair gebruik van het luchtruim[4]. Militair trainen en opereren in het luchtruim vindt plaats als onderdeel van de grondwettelijke taken van Defensie.
Met de ontwerp-Luchtvaartnota 2020-2050 werkt het kabinet aan een nieuw verbindend toekomstperspectief voor de luchtvaart, juist ook om de luchtvaartsector duidelijke richtlijnen te kunnen bieden voor na de coronacrisis. Het luchtvaartbeleid wordt anders. Kwaliteit komt centraal te staan en van ongeclausuleerde groei is niet langer sprake meer. De ontwerp-Luchtvaartnota 2020-2050 bevat een nieuwe koers naar een veilige en duurzame luchtvaartsector die Nederland goed verbindt met de rest van de wereld, met heldere regels en voorwaarden voor de ontwikkeling van de civiele luchtvaart, zowel passagiers als goederen. Daarbij geldt dat groei door de sector verdiend moet worden. Dit kan alleen wanneer er eerst sprake is van een vermindering van de negatieve effecten van de luchtvaart voor de leefomgeving en het klimaat. Ook in de herstelperiode ten gevolge van de coronacrisis zullen de komende jaren de uitgangspunten van de nieuwe koers gelden als leidraad bij het maken van beleidskeuzes.
De ontwerp-Luchtvaartnota 2020-2050 is opgebouwd rond vier publieke belangen. Het geformuleerde beleid draagt bij aan de borging van:
- Nederland veilig in de lucht en op de grond;
- Nederland goed verbinden;
- Aantrekkelijke en gezonde leefomgeving;
- Nederland duurzaam.
De Rijksoverheid gaat sturen via heldere randvoorwaarden voor groei vanuit de voorgenoemde publieke belangen. De capaciteit in de lucht en op de grond is de uitkomst daarvan. De luchtvaart zal daarnaast, net als andere modaliteiten, transparanter moeten opereren met de omgeving. Dit vraagt een professionele attitude van de sector richting de omgeving, een passende governancestructuur, en vraagt dat de luchtvaart meer als reguliere modaliteit beschouwd wordt.
In tegenstelling tot bij weg en spoor, zijn de sturingsmogelijkheden vanuit de nationale overheid op de luchtvaart gering vanwege het internationale karakter van de luchtvaartsector. De ruimte die er is vanuit de nationale overheid zullen we dus maximaal moeten benutten om beleidsdoelen te realiseren.
Goederenvervoer
Nederland heeft met zijn zee- en luchthavens en zijn uitstekende infrastructuur een belangrijke positie in het mondiale en Noordwest-Europese vervoersnetwerk. Knelpunten op zowel de weg, het water als op het spoor worden bij een lage groei voorzien op de vervoerscorridors Rotterdam – Duitsland en verder, en bij een hoge groei ook richting Rotterdam – België (en verder) en Rotterdam richting Noord-Nederland. De kaart ‘Nationale Markt en Capaciteits Analyse’ brengt bovenstaande potentiële knelpunten voor 2040 in beeld.
Het goederenvervoer en met name het internationale transport maakt al lange tijd een periode van groei door. In 2017 werd circa 1.950 miljoen ton goederen over Nederlands grondgebied vervoerd. Ook voor de komende decennia wordt een verdere doorgroei van het goederenvervoer verwacht met 0,3% tot 1% gemiddeld tot 2050[5].
In de toekomst is ruimte nodig voor de ontwikkeling van de havens, transport, ontvangst, opslag en handling van goederen. De verwachte groei van het goederenvervoer gaat samen met een snelle groei van distributie- en logistieke centra aan de randen van de stedelijke regio’s en aan de doorgaande (inter) nationale verbindingen. De voortgaande groei van internetwinkelen kan tot nieuwe knelpunten in het stedelijk distributiesysteem leiden.
.jpg)
.jpg)
In de toelichting gebruiken we drie typen kaarten:
- Kaarten die de huidige situatie van een nationaal belang beschrijven;
- Kaarten die de opgave bij een nationaal belang beschrijven;
- Kaarten die de verantwoordelijkheid van het Rijk weergeven.
Het aantal en type kaarten per nationaal belang verschilt sterk. Bij enkele nationale belangen is noch de huidige situatie, noch de opgave, noch de rijksverantwoordelijkheid verbeeld, omdat de inhoud van het nationaal belang zich daar niet voor leent, zoals het geval is bij het nationaal belang ‘het bevorderen van een duurzame ontwikkeling’. Enkele nationale belangen zijn dermate breed dat voor deelonderwerpen aparte kaarten zijn gemaakt, zoals het geval is bij het nationale belang waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige leefomgeving. Bij enkele nationale belangen is slechts een van de drie typen opgenomen, bij enkele zijn alle drie de typen te vinden.
Toelichting sluiten