We stellen de opgaven centraal
> Instrumenten prioriteit 1: Klimaatadaptie en energietransitie
> Instrumenten prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel
> Instrumenten prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's
> Instrumenten prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Het Rijk geeft ruimte en richting, werkt samen, faciliteert waar het kan, en stuurt waar het moet. In de NOVI heeft het Rijk de nationale keuzes weergegeven en heeft zo ook een richtinggevend kader geschetst voor het maken van decentrale keuzes. In deze Uitvoeringsagenda wordt voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI aangegeven hoe het Rijk invulling gaat geven aan haar rol bij de uitvoering. Vaak is niet alleen het Rijk aan zet maar vindt de uitvoering zoveel mogelijk plaats in samenwerking met medeoverheden en maatschappelijke partijen. Daarbij stellen we de opgave centraal. De aanpak is daarop gericht.
In dit hoofdstuk geven we per prioriteit op hoofdlijnen aan welke acties we gaan ondernemen om de beleidskeuzes te realiseren, welk departement verantwoordelijk is en wat de geplande looptijd is. Waar nog nadere uitwerkingen van beleidskeuzes nodig zijn vinden deze plaats in de verschillende programma’s.
De hoofdlijnen in dit hoofdstuk worden in de bijlagen nader uitgewerkt.
Bijlage I geeft een nadere toelichting op de nationale programma’s (vetgedrukt in de tabel bij de beleidskeuze). In de programma’s zal ook aandacht zijn voor de in het PlanMER aangereikte aandachtspunten (bijlage IX).
Bijlage II geeft een uitgebreider overzicht van reeds bestaande en nieuwe instrumenten per beleidskeuze die door het Rijk worden ingezet om uitvoering te geven aan de vier prioriteiten.
Prioriteit 1: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
Klimaatverandering, energietransitie en de nationale en internationale klimaatdoelen vragen keuzes in de fysieke leefomgeving.
Nederland is in 2050 klimaatbestendig en ‘waterrobuust’. Bij (her)ontwikkelingen voorkomen we dat het risico op schade en slachtoffers door overstromingen of extreem weer toeneemt, voor zover dat redelijkerwijs haalbaar is. Klimaatadaptatie vraagt om goede inrichting van de fysieke leefomgeving die bestand is tegen de gevolgen van klimaatverandering. Daarbij horen ruimtelijke keuzes en goed regionaal waterbeheer. We zetten in op het behouden en reserveren van voldoende ruimte voor toekomstige waterveiligheidsmaatregelen en het duurzaam en efficiënt beheren en gebruiken van zoetwater. Dit krijgt haar uitwerking in het Deltaprogramma, het Nationaal Water Programma 2022-2027 (NWP) en de verdere uitwerking van het Kustpact. Alle overheden dienen besluiten over de ontwikkeling en inrichting van een gebied te toetsen op de gevolgen voor de klimaatbestendigheid. De Erfgoed Deal klimaatadaptatie stimuleert de inzet van het verleden als inspiratiebron.
De Noordzee biedt kansen voor de inpassing van duurzame energie. Om de doelstellingen voor volledige duurzame energie in 2050 te behalen, kiezen wij ervoor het grootste gedeelte van de energieproductie te realiseren door middel van windparken op de Noordzee. Maar ook de ruimte op zee is schaars: naast de vraag om ruimte voor energie, is er ruimte nodig voor scheepvaart, visserij, natuur(herstel), luchtvaart, defensieoefengebieden, zandwinning, olie- en gaswinning en recreatie. De opgave is om de juiste maatschappelijke balans te vinden in de ruimtelijke ontwikkeling van de Noordzee binnen de randvoorwaarden van een gezond ecosysteem. Dit wordt uitgewerkt in het Nationaal Programma Noordzee 2022-2027.
Daarnaast maken we de energie-infrastructuur geschikt voor duurzame energiebronnen en reserveren daarvoor ruimte. Dit wordt verder uitgewerkt in het Programma Energiehoofdstructuur. We realiseren de opgave van duurzame energie met oog voor de kwaliteit van de omgeving en combineren deze zo veel mogelijk met andere functies. In de Regionale Energie Strategieën (RES’en) vindt de inpassing van duurzame energie plaats. In het Nationaal Programma Regionale Energie Strategie (NP RES) worden nationale effecten besproken. Daarnaast richt de Erfgoed Deal energietransitie zich op aandacht voor erfgoed in relatie tot het landschap.
Tabel belangrijkste instrumenten uitvoering beleidskeuzes prioriteit 1: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
Instrumenten
|
Verantwoordelijk
departement
|
Start
|
Doorlooptijd
|
Inzet op het behouden en reserveren van voldoende ruimte voor toekomstige waterveiligheidsmaatregelen en het duurzaam en efficiënt beheren en gebruiken van zoetwater. Dit krijgt zijn uitwerking in het Deltaprogramma.
|
IenW i.s.m. betrokken departementen
|
jaarlijks
|
n.v.t.
|
En tevens in het Nationaal Water Programma 2022-2027 (NWP) in de verdere uitwerking van het Kustpact.
|
IenW i.s.m. betrokken departementen, UvW, IPO, VNG en vertegenwoordiger Deltaprogramma |
2022 |
2027 |
Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging geeft o.a. meer zicht op de houdbaarheid van het huidige beleid en de opties voor de langetermijn en de mogelijke gevolgen voor de wateropgaven en de ruimtelijke inrichting van Nederland die daaruit voortvloeien.
|
IenW i.s.m. Deltacommissaris, RWS, UvW, KNMI en kennisinstellingen
|
2019
|
2027
|
In het Programma Integraal Riviermanagement (IRM) wordt gewerkt aan het veiliger en aantrekkelijker maken van het Nederlandse rivierengebied. Het doel is te komen tot een ecologisch gezond en toekomstbestendig riviersysteem waarin hoogwaardige natuur samengaat met een krachtige economie.
|
Rijk samen met provincies, waterschappen, gemeenten en maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden
|
2019
|
2027
|
In het Programma Noordzee 2022-2027 wordt de ruimtelijke ontwikkeling van de Noordzee binnen de randvoorwaarden van een gezond ecosysteem nader uitgewerkt.
|
IenW, i.s.m. betrokken departementen, Kustwacht, medeoverheden, maatschappelijke partijen en kennisinstellingen
|
2022
|
2027
|
Het Programma Energiehoofdstructuur is gericht op de ruimtelijke planning van het energiesysteem op nationale schaal.
|
EZK i.s.m. betrokken departementen, medeoverheden en maatschappelijke partijen
|
2020
|
2022 e.v.
|
In de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) werken Rijk, regio’s en de sector samen aan de opgave om voldoende laadinfrastructuur te realiseren voor de ontwikkeling naar elektrisch vervoer. Zes NAL-regio’s hebben de taak om afspraken uit de Nationale Actieagenda Laadinfrastructuur uit te voeren. Zij krijgen daarbij ondersteuning van het Rijk.
|
IenW i.s.m. andere overheden e maatschappelijke partijen
|
2019
|
2020 e.v.
|
Medeoverheden geven, in samenwerking met de energiesector, gebruikers en andere belanghebbenden, in de Regionale Energiestrategieën (RES’en) invulling aan de afspraak uit het Klimaatakkoord dat in 2030 35 TWh grootschalige hernieuwbare elektriciteitsopwekking op land (>15kW) moet zijn gerealiseerd. In het Nationaal Programma RES (NP RES) bespreken de gezamenlijke overheden de ontwikkelingen van de RES’en. Dat doen ze mede in relatie tot de richtingen die in de NOVI zijn meegegeven. De planning voorziet erin dat regio’s op 1 oktober 2020 hun concept-RES aan het NP RES aanbieden. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen monitoren met hulp van het PBL op welke wijze dit is toegepast en wat de regionale en nationale effecten zijn op landschap, natuur- en landbouwgronden.
|
EZK i.s.m. betrokken departementen, RVB, RWS, medeoverheden en maatschappelijke organisaties
|
2019
|
2020 e.v.
|
Gemeenten krijgen via het Bbl de bevoegdheid om het duurzaam gebruik van daken van gebouwen die niet al onder de landelijke energiepresentatie-eisen vallen te verplichten.
|
BZK ism. betrokken departementen
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
De (nationale) programma's worden in Bijlage I nader toegelicht. Bijlage II geeft een uitgebreider overzicht van reeds bestaande en nieuwe instrumenten per beleidskeuze.
Richting geven aan decentrale keuzes
We geven in de NOVI aan de regio's de volgende richtingen mee:
- Toepassen van de afwegingsprincipes:
- Combineer, daar waar mogelijk, de klimaatadaptatie - en energieopgave maximaal met andere opgaven;
- Sluit bij inpassing van de klimaatadaptatie - en energieopgave aan bij de kenmerken van het gebied;
- Voorkom afwenteling naar tijd en plaats. ‘Vermeden gebruik’ (besparen) of, als dat niet kan, efficiënt gebruik van de fysieke leefomgeving voor klimaatadaptatie en de energieopgave, helpen hierbij.
- Toepassen van voorkeuren en voorkeursvolgordes voor klimaatadaptatie: Om wateroverlast en -tekorten te voorkomen, wordt in het Deltaprogramma ingezet op het hanteren van de volgende voorkeursvolgorde in een gebied (uit Deltaprogramma en Beleidstafel Droogte). De vraag naar water wordt afgestemd op de beschikbaarheid van water, door bij de toedeling van watervragende functies aan gebieden rekening te houden met de waterbeschikbaarheid in die gebieden en door in te zetten op een zuinige omgang met water door watervragende functies.
- Toepassen van voorkeuren en voorkeursvolgordes voor energietransitie:
- Voorkeur voor grootschalige clustering van de productie van duurzame energie (door windmolens, eventueel in combinatie met zonnevelden) gaat boven spreiding;
- Voorkeursvolgorde voor zon-PV: op daken en gevels van gebouwen, dan op onbenutte terreinen in bebouwd gebied en indien nodig locaties in het landelijk gebied;
Figuur: Voorkeursvolgorde zon-PV
- Voorkeur voor energiebesparing, warmtenetten en ander gebruik van bestaande gasleidingen. Energiebesparing is een belangrijke eerste stap (ook omdat daarmee de ingreep in de omgeving wordt beperkt). Voor de resterende warmtevraag moeten alternatieven voor verwarmen met aardgas gerealiseerd worden, zoals restwarmte, geothermie, aquathermie, duurzame gassen en all-electric oplossingen.
De voorkeursvolgordes voor de energietransitie zijn opgenomen in de Handreiking Regionale Energie Strategie (RES) die aan de RES regio’s is meegegeven (zie www.regionale-energiestrategie.nl).
- Ontwikkelen van warmteplannen:
- In de Transitievisies Warmte worden door gemeenten per wijk keuzes gemaakt over de warmtevoorziening. Transitievisies Warmte worden ook regionaal afgestemd in de RES’en en de effecten worden ook betrokken in de analyses over de ontwikkeling van het nationale energiesysteem.
- Toetsen op de gevolgen van klimaatbestendigheid:
- Alle overheden dienen besluiten over de ontwikkeling en inrichting van een gebied te toetsen op de gevolgen voor de klimaatbestendigheid.
Bekostiging
- Voor de bekostiging van maatregelen die nodig zijn voor klimaatadaptatie en de energietransitie geldt dat voor het uitvoeren van de afspraken uit het Klimaatakkoord de Rijksoverheid hier de komende jaren extra middelen voor vrijmaakt. In 2020 bedraagt het totaal aan Klimaatakkoordmiddelen uit het regeerakkoord en de Miljoenennota € 490 miljoen.
- Voor de maatregelen van het Deltaprogramma is er geld gereserveerd in de Rijksbegroting: het Deltafonds (tot en met 2032).

Prioriteit 2: Duurzaam en economisch groepotentieel
De economie van de toekomst is duurzaam, circulair, kennisintensief en internationaal concurrerend. Een optimale afstemming van wonen, werken en verplaatsen in en bij de steden en een goed vestigingsklimaat in alle regio’s zijn belangrijk.
Een goede verbondenheid met de economieën in de ons omringende landen en wereldwijd is essentieel.
De Nederlandse economie moet in 2050 geheel circulair zijn en de broeikasgasemissies moeten dan met 95% zijn gereduceerd. Het Rijk investeert, faciliteert dit met kennis en onderzoek en stelt eisen aan het benutten van circulaire grondstoffen. We zetten in op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen. De Wet milieubeheer wordt hiervoor geactualiseerd en aangescherpt ten aanzien van de afvalregelgeving, van ‘verplichting hergebruik sloopmaterialen’ en ook ‘overweging hergebruik restmaterialen’. In het Nationaal Programma voor Industriële Clusters worden onder andere maatregelen en projecten voor de transitie van de clusters uitgewerkt. Dit omvat infrastructuur, zoals de energie-infrastructuur, die in samenwerking met het Programma Energiehoofdstructuur wordt uitgewerkt.
We zetten in op optimale (inter)nationale bereikbaarheid van steden en economische kerngebieden. We doen dit met aandacht voor ontbrekende schakels in infrastructuur en door het met elkaar verknopen van nationale infrastructuurnetwerken. Het Rijk stuurt via het Mobiliteitsfonds aan op het behouden en de realisatie van nationale netwerken en Trans-Europese Netwerken, het hoofdwegennet, een hoogwaardige railinfrastructuur met goede regionale en internationale IC-verbindingen, een goed functionerend vaarwegennetwerk, voldoende capaciteit in de energie- en buisleidingeninfrastructuur en een hoogwaardig OV-netwerk.
Een gezonde en veilige leefomgeving en een goed vestigingsklimaat dragen bij aan het duurzaam groeivermogen. Het Nationaal Milieuprogramma richt zich vooral op het realiseren van de transitie van saneren en beheren naar voorkomen van gezondheids- en milieuschade en risico’s. Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen en (groot)winkelbedrijven moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk, goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven én de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken. Het Rijk beziet of de Ladder voor Duurzame Verstedelijking hiervoor moet worden aangepast. In samenwerking met de andere overheden, de netbeheerders en het bedrijfsleven zet het Rijk ten behoeve van de digitalisering van de economie in op de uitrol van nieuwe netwerken en selectieve groei van datacenters.
Tabel Belangrijkste instrumenten uitvoering beleidskeuzes prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel.
Instrumenten
|
Verantwoordelijk departement
|
Start
|
Doorlooptijd
|
Nationaal Milieuprogramma: het Nationaal Milieu beleidskader wordt in 2021/2022 uitgewerkt en geconcretiseerd in de vorm van een Nationaal Milieuprogramma (NMP), inclusief de daarbij behorende acties en het instrumentarium.
|
IenW i.s.m. betrokken departementen, medeoverheden, maatschappelijke partijen en samenleving
|
2021
|
2022
|
Actualisatie en aanscherping van de Omgevingswet en de Wet milieubeheer ten aanzien van de afval - regel geving en bouwregelgeving, onder andere ten aanzien van verplichting hergebruik sloopmaterialen en overweging hergebruik restmaterialen.
|
IenW i.s.m. betrokken departementen
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
In het Nationaal Programma voor Industriële Clusters (PICLS) worden clusterplannen voor de verduurzaming van de zes verschillende clusters uitgewerkt. Hierin worden de waardeketens van de clusters uitgewerkt en doorvertaald naar maatregelen en projecten. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over energie-infrastructuur.
|
EZK i.s.m. betrokken departementen, medeoverheden en maatschappelijke partijen
|
2020
|
2025, 2030-2050
|
Verduurzaming van de basisindustrie voor 2050, zoals aangegeven in de Visie Verduurzaming Basisindustrie 2050 van 15 mei 2020.
|
EZK i.s.m. betrokken departementen
|
2020
|
n.v.t
|
Het Rijk stuurt via het MIRT aan op behouden en realiseren van nationale netwerken en Trans-Europese Netwerken, het hoofdwegennet, een hoogwaardige railinfrastructuur met goede regionale en internationale IC-verbindingen, een goed functionerend vaarwegennetwerk, voldoende capaciteit in de energie- en buisleidingeninfrastructuur en een hoogwaardig OV-netwerk.
Dit wordt onder andere uitgewerkt in het kader van het Toekomstbeeld OV 2040, de Havennota, de Goederenvervoervisie, en het Programma Goederenvervoercorridors.
|
IenW i.s.m. betrokken departementen, RWS en ProRail
|
2020
|
doorlopend
|
De Brainport Nationale Actieagenda wordt opgesteld, met een jaarlijkse voortgangsrapportage.
|
EZK i.s.m. betrokken departementen
|
2020
|
Vanaf 2020
jaarlijkse
voortgangsrapportage
|
Uitvoering wordt gegeven aan het tien-stappenplan uit de Ruimtelijke Strategie Datacenters. Een verkenning door Rijk en betrokken regio’s geeft nadere duiding aan de selectieve groei datacenter(cluster)s. Afspraken worden gemaakt in de Omgevingsagenda’s.
|
BZK, EZK i.s.m. betrokken departementen, medeoverheden en netbeheerders
|
2018
|
2030
|
Actie Agenda Perspectief 2030: hieraan wordt uitvoering gegeven gericht op Nederland als een aantrekkelijke toeristische bestemming.
|
EZK i.s.m. betrokken departementen en provincies
|
2019
|
2030
|
Het Nationale Tuinbouwakkoord beoogt het zorgvuldig gebruik van grondstoffen, vermindering van schadelijke uitstoot en energiezuinig telen in alle tuinbouwsectoren. Tegelijkertijd wordt aandacht besteed aan versterking van sociaaleconomische clusters en de nationale en internationale positionering van de Nederlandse tuinbouw.
|
Samenwerking LNV met bedrijfsleven, onderzoek, onderwijs en provincies. Initiatief komt vanuit het bedrijfsleven zelf (Greenports en Nederland en Greenports Holland)
|
2019
|
2030
|
De (nationale) programma’s worden in Bijlage I nader toegelicht. Bijlage II geeft een uitgebreider overzicht van reeds bestaande en nieuwe instrumenten per beleidskeuze.
Richting geven aan decentrale keuzes
We geven in de NOVI aan de regio's de volgende richtingen mee:
- Toepassen van de afwegingsprincipes:
- Combineer, daar waar mogelijk, het realiseren van het duurzaam economisch groeipotentieel maximaal met andere opgaven;
- Sluit bij het realiseren van het duurzaam economisch groeipotentieel aan bij de kenmerken van het gebied;
- Voorkom afwenteling naar tijd en plaats.
- Toepassen van voorkeuren en voorkeursvolgordes voor duurzaam economisch groeipotentieel:
- Voorkeur voor clustering van nieuwe energie-intensieve industrie nabij opweklocatie duurzame energie;
- Voorkeursvolgorde voor grote logistieke functies: indien aantoonbaar nodig concentratie op bestaande terreinen, is dit niet haalbaar dan concentreren in clusters op locaties langs corridors;
Figuur: Voorkeursvolgorde voor grote logistieke functies
- Voorkeur voor selectief vestigingsbeleid van datacentra, gericht op locaties waar onder andere voldoende ruimte, aanbod van elektriciteit en aansluitmogelijkheden op het netwerk zijn.
- Ontwikkelen van Regionale Strategieën Circulaire Economie door Rijk en medeoverheden.
- Opstellen van integrale ontwikkelstrategieën door het Rijk in samenwerking met medeoverheden om in de grens- en krimpregio’s de vitaliteit en leefbaarheid te versterken.
- Reserveren van ruimte voor de transitieovergang van lineaire naar circulaire productieprocessen.
- Reserveren van extra ruimte voor duurzame vormen van vervoer in ruimtelijke plannen.
- Benoemen van geschikte locaties voor distributiecentra door Rijk en provincies en deze opnemen in de Omgevingsagenda’s.
- Compenseren van ruimteverlies voor havenfuncties.
Bekostiging
- Het Rijk stuurt via het infrastructuurfonds (en het toekomstige Mobiliteitsfonds) aan op behoud en realisatie van de hoofdinfrastructuur.
- De opgave is het onderhouden, verjongen, vernieuwen en verduurzamen van de bestaande infrastructuurnetwerken en het realiseren van de aanleg en uitbreiding van infrastructuur daar waar knelpunten niet met andere maatregelen kunnen worden voorkomen.
- De Miljoenennota 2020 noemt infrastructuur als een van de terreinen die in aanmerking komt voor het investeringsfonds (Groeistrategie voor Nederland op de lange termijn’, TK 2019-2020, 29696-7).
- De Miljoenennota 2020 noemt kennisontwikkeling en research & development (R&D) en innovatie als terreinen die in aanmerking komen voor het investeringsfonds (uit Groeistrategie voor Nederland op de lange termijn, TK 2019-2020, 29696-7).
- Inzet Regiodeals bij grensoverschrijdende samenwerking.
.jpg)
Prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's
We willen dat onze steden en regio’s optimaal bijdragen aan de kracht van Nederland als geheel én een gezonde, veilige en klimaatbestendige omgeving bieden aan iedereen die er woont, werkt en verblijft.
We versterken het Stedelijk Netwerk Nederland. Verstedelijking gebeurt geconcentreerd en grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Inzet is compacte verstedelijking, zoals geformuleerd in de integrale verstedelijkingsstrategie.
Steden moeten zich duurzaam ontwikkelen door een samenhangende aanpak van wonen, werken, mobiliteit, gezondheid en leefomgevingskwaliteit. Het woningaanbod in de regio’s sluit aan bij de vraag naar aantallen en typen woningen, woonmilieus en prijsklasse. Het Rijk zet door middel van de woningbouwimpuls in op betaalbare woningen, het versnellen van de woningbouw en een goede leefomgeving). Er wordt uitvoering gegeven aan de Woondeals. Het reeds bestaand fonds voor stedelijke transformatie, opgericht om de ontwikkeling van complexe binnenstedelijke locaties te versnellen, wordt door het Rijk gecontinueerd.
Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd door een samenhangende aanpak van het groen in en om de stad. Een natuurinclusieve ontwikkeling van de stedelijke regio’s en natuurinclusief bouwen zijn het uitgangspunt. Steden en regio’s worden klimaatbestendig ontwikkeld. De leefomgeving wordt zo ingericht dat deze een actieve, gezonde levensstijl en maatschappelijke participatie bevordert, de luchtkwaliteit in de steden wordt verbeterd en op termijn wordt voldaan aan de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie. In het Programma Verstedelijking en Wonen wordt de integrale verstedelijkingsstrategie met de andere overheden nader uitgewerkt in de regio specifieke verstedelijkingsstrategieën, die in het verlengde van de NOVI en de Woondeals worden opgesteld. Zij vormen de eerste stap in het ontwikkelen van het Stedelijk Netwerk NL. Er wordt een Programma Gezonde Leefomgeving opgestart. Dit programma focust zich vooral op het faciliteren van decentrale overheden en GGD’en bij het realiseren van een leefomgeving die door zijn inrichting de gezondheid bevordert en door een goede kwaliteit de gezondheid beschermt.
Het mobiliteitssysteem in, rondom en tussen de steden levert een goede bereikbaarheid. In de stad wordt de rol van de privéauto beperkt en wordt ingezet op meer fietsen, beter OV en meer gebruik van deelauto’s. We zorgen dat modaliteiten onderling zijn verknoopt en worden benut op hun specifieke kwaliteiten. Dit gebeurt in de grootste regio’s al in de bereikbaarheidsprogramma’s (voor Metropoolregio Amsterdam (MRA), Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) en Metropoolregio Utrecht (MRU) en binnen SmartwayZ.NL).
In gebieden buiten het Stedelijk Netwerk Nederland, die liggen aan de grens van het land, en/of waar vraagstukken rond bevolkingsdaling en leegstand in relatie tot vastgoed spelen, ontwikkelen overheden gezamenlijk een integrale gebiedsgerichte ontwikkelstrategie. De mogelijkheden van een regionaal transformatiefonds (onder andere ten behoeve van sloop) worden onderzocht.
De Erfgoed Deal stimuleert in alle regio’s een uitvoeringspraktijk waarin erfgoed bij de inrichting van de leefomgeving voldoende aandacht krijgt.
Tabel Belangrijkste instrumenten beleidskeuzes prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's.
Instrumenten
|
Verantwoordelijk departement
|
Start
|
Doorlooptijd
|
Uitvoering geven aan de afspraken uit het Toekomstbeeld OV 2040 en opstelling van een ontwikkelagenda.
|
IenW i.s.m. betrokken departementen, ProRail en maatschappelijke partijen
|
2019
|
n.v.t.
|
Actieagenda Ruimtelijk Ontwerp: hierin stimuleert het Rijk ontwerpkracht en goed opdrachtgeverschap voor de aanpak van actuele vraagstukken in het stedelijk gebied. Hiermee wordt bijgedragen aan het behouden van bestaande kwaliteit of het toevoegen van nieuwe ruimtelijke kwaliteit.
|
BZK en OCW i.s.m. betrokken departementen
|
2020
|
2024
|
Woningbouwimpuls: het Rijk zet door middel van de woningbouwimpuls in op betaalbare woningen, het versnellen van de woningbouw en een goede, veilige en gezonde leefomgeving.
|
BZK i.s.m. betrokken departementen
|
2020
|
2023
|
Programma Verstedelijking en Wonen: in dit programma worden de integrale verstedelijkingsstrategie en de voorkeursvolorde verstedelijking nader uitgewerkt in de Regionale Verstedelijkingsstrategieën, als eerste stap, en wordt vervolgens het Stedelijk Netwerk NL ontwikkeld. Er wordt bezien welke instrumenten of kennis daarvoor verder nodig zijn. In ieder geval zal bezien worden of aanpassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking aan de nieuwe verstedelijkingsstrategie nodig is.
|
BZK i.s.m. betrokken departementen
|
2020
|
2022
|
Financieringsfaciliteit Binnenstedelijke Transformatie: het reeds bestaande fonds voor stedelijke transformatie, opgericht om de ontwikkeling van complexe binnenstedelijke locaties te versnellen, wordt gecontinueerd.
|
BZK i.s.m. betrokken departementen
|
2018
|
-
|
Het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW): hierin ondersteunen Rijk, IPO, VNG en UvW samen gemeenten en betrokken partijen in de aardgasvrije opgave.
|
BZK i.s.m. betrokken departementen en medeoverheden
|
2020
|
-
|
Programma Bodem en Ondergrond: het Rijk ontwikkelt samen met medeoverheden een samenhangend beleid voor het gebruik van de ondergrond.
|
IenW i.s.m. betrokken
departementen en medeoverheden
|
2018
|
2021
|
Programma Gezonde Leefomgeving: dit programma focust zich vooral op het faciliteren van medeoverheden en GGD’en bij het realiseren van een leefomgeving die door zijn inrichting gezondheid bevordert en beschermt.
|
VWS i.s.m. betrokken departementen, medeoverheden en maatschappelijke organisaties
|
2020
|
-
|
Het Schone Luchtakkoord: er wordt uitvoering gegeven aan maatregelen voor het verbeteren van de luchtkwaliteit, waarbij gezondheid een veel prominentere plek in het luchtbeleid krijgt.
|
IenW i.s.m. betrokken departementen en medeoverheden
|
2020
|
2030
|
In het kader van het MIRT wordt ingezet op betere benutting, smart mobility, waar noodzakelijk op uitbreiding van bestaande infrastructuur en/of herinpassing in de omgeving. Hierbij wordt rekening gehouden met de omgevingsveiligheid en gezondheid.
|
IenW i.s.m. betrokken departementen en RWS
|
2007
|
doorlopend
|
De Erfgoed Deal, onderdeel verstedelijking, stimuleert de inzet van het verleden als inspiratiebron en stimuleert in grensregio’s en in regio’s met bevolkingsdaling een uitvoeringspraktijk waarin erfgoed en de inrichting van de leefomgeving voldoende aandacht krijgen.
|
OCW i.s.m. betrokken departementen, IPO, VNG, RCE en maatschappelijke partijen
|
2019
|
2022
|
De (nationale) programma's worden in Bijlage I nader toegelicht. Bijlage II geeft een uitgebreider overzicht van reeds bestaande en nieuwe instrumenten per beleidskeuze.
Richting geven aan decentrale keuzes
We geven in de NOVI aan de regio's de volgende richtingen mee:
- Toepassen van de afwegingsprincipes:
- Combineer, daar waar mogelijk, de verstedelijkingsopgave maximaal met andere opgaven;
- Sluit bij inpassing van de verstedelijkingsopgave aan bij de kenmerken van het gebied;
- Voorkom afwenteling naar tijd en plaats.
- Toepassen van voorkeuren en voorkeursvolgordes voor steden en regio’s:
- Voorkeursvolgorde voor verstedelijking: op basis van de nationaal afgesproken uitgangspunten bepalen de decentrale overheden (en in voorkomende gevallen ook het Rijk) de woningbehoefte voor de regio voor de kortere en de lange termijn (qua betaalbaarheid, woonmilieus en type woningen). De woningbehoeften van de gemeenten en de regio passen daarbij binnen de provinciale behoefte en de provinciale behoeften passen in de nationale behoefte. De volgende voorkeursvolgorde wordt gehanteerd voor de ontwikkeling van nieuwe woon- en werklocaties: binnen bestaand stedelijk gebied; grenzend aan het bestaand stedelijk gebied; of locaties elders in de stedelijke regio.
Figuur: Voorkeursvolgorde verstedelijkingsstrategie
- Toepassen van de integrale, algemeen geldende, verstedelijkingsstrategie.
- Opstellen van Regionale Verstedelijkingsstrategieën in een aantal regio’s met een grote, urgente en/of complexe verstedelijkingsopgave door het Rijk als partner met de regio, ten behoeve van de verstedelijkingsopgave voor de langere termijn (zie kader Regionale Verstedelijkingsstrategieën).
Regionale Verstedelijkingsstrategieën
- Eind 2019 is het Integraal Verstedelijkingsakkoord Zuidelijke Randstad afgesloten. Hieraan wordt nu uitwerking gegeven. De uitvoering is gekoppeld aan het Gebiedsgericht bereikbaarheidsprogramma MOVE. De strategie is een bouwsteen voor de Omgevingsagenda Zuidwest.
- De Verstedelijkingsstrategie voor de Metropoolregio Amsterdam wordt in nauwe samenhang met het Gebiedsgericht Bereikbaarheidsprogramma SBAB ontwikkeld en is een bouwsteen voor de Omgevingsagenda Noordwest.
- De Verstedelijkingsstrategie voor de regio Utrecht wordt ontwikkeld als onderdeel van het Gebiedsgericht Bereikbaarheidsprogramma UNED en is een bouwsteen voor de Omgevingsagenda Noordwest.
- De Verstedelijkingsstrategie voor de Metropoolregio Eindhoven wordt ontwikkeld als onderdeel van het MIRT-onderzoek ‘Verstedelijking en bereikbaarheid’ en uitgebreid naar een verstedelijkingsstrategie voor Brabantstad als geheel, waarvoor eerst de regio’s Den Bosch en Breda-Tilburg aan de slag gaan. De verstedelijkingsstrategie voor Brabantstad is een bouwsteen voor de Omgevingsagenda Zuid.
- De Verstedelijkingsstrategie Groningen-Assen is een uitwerking van de Woondeal Groningen, en wordt in samenhang met de bereikbaarheidsopgave, energietransitie en de kwaliteit van het landschap uitgewerkt, als bouwsteen voor de Omgevingsagenda Noord.
- De Verstedelijkingsstrategie Zwolle wordt parallel aan het MIRT-onderzoek A28 en daarmee samenhangende regionale bereikbaarheidspakket ontwikkeld als uitkomst van de Pilot Omgevingsagenda Oost.
- De Verstedelijkingsstrategie Arnhem/Nijmegen/Food Valley is ook een resultaat van de Pilot Omgevingsagenda Oost, en wordt in samenhang met de Woondeal Arnhem/Nijmegen ontwikkeld.
- Uitvoeren van de Woondeals: in de regio Amsterdam en de Zuidelijke Randstad gaat het om zo’n 100.000 woningen tot 2025, in Utrecht 67.000, in Eindhoven 27.000 en in Groningen om 20.000. Daarvoor zijn extra bouwlocaties aangewezen.
- Samen sturen door Rijk en regio’s met de grootste opgaven op een plancapaciteit van 130% zodat planuitval niet leidt tot onvoldoende productie.
- Ontwikkelen van een actieve en samenhangende aanpak van de versterking voor het stedelijk groen, bijvoorbeeld door een stedelijk groenfonds waarin private en publiek financiële stromen worden gebundeld.
- Opstellen van ruimtelijke en sociaaleconomische ontwikkelstrategieën door het Rijk in samenwerking met medeoverheden om in de grensregio’s en regio’s met bevolkingsdaling de vitaliteit en leefbaarheid te versterken.
- Opstellen van de regionale investeringsagenda’s. Indien voor realisatie van ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving investeringen nodig zijn van meerdere partijen en bijvoorbeeld ook van niet-overheden, kan gekozen worden voor het opstellen van een regionale investeringsagenda waarmee de benodigde investeringen worden gecoördineerd en in afspraken vastgelegd.
- Toetsen op de gevolgen van klimaatbestendigheid. Alle overheden dienen besluiten over de ontwikkeling en inrichting van een gebied te toetsen op de gevolgen voor de klimaatbestendigheid.
- Reserveren van ruimte voor (de ontwikkeling van) hubs aan de randen van de stad en inzet op integratie van vervoerssystemen en ontwikkeling van deze knooppunten.
- Reserveren van ruimte voor duurzame (stedelijke) distributie aan de rand van de stad voor overslag.
- Uitvoeren van de bereikbaarheidsprogramma’s (voor Metropoolregio Amsterdam (MRA), Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) en Metropoolregio Utrecht (MRU) en binnen SmartwayZ.NL) in afstemming met Regionale Verstedelijkingsstrategieën.
Bekostiging
- In 2019 is € 2 miljard vrijgemaakt voor de aanpak van de urgente woningbouwopgave. Dit is gebeurd in de vorm van een woningbouwimpuls waarbij € 1 miljard beschikbaar is voor het oplossen van knelpunten in de grote steden en € 1 miljard gaat naar een verlaging van de belasting voor woningcorporaties en andere grote verhuurders. Naast vergroting van de bouwproductie gaat het hier ook om integrale verstedelijking, met ruimte voor kansrijke functiecombinaties.
- In het kader van het Groeifonds worden aanvullend op het bestaande Infrastructuurfonds concrete mogelijkheden voor schaalsprongen in (met name OV) infrastructuur geïnventariseerd en wordt inzichtelijk gemaakt wat de maatschappelijke kosten en baten zijn, evenals de bijdrage aan het duurzame verdienvermogen. De Miljoenennota noemt infrastructuur als een van de terreinen die in aanmerking komen voor het Groeifond.
- Naast publieke middelen kan ook meer en beter gebruik gemaakt worden van alternatieve bekostigingsbronnen. Het gaat dan om het benutten van optredende baten van investeringen in gebieden en infrastructuur via instrumenten grondbeleid en gemeentelijk beleid, vanuit de gedachte van een bredere bussinesscase en waardecreatie. In mei 2020 heeft de ambtelijke studiegroep Alternatieve bekostiging advies uitgebracht over instrumenten om dergelijke baten te benutten voor gebiedsontwikkelings- en infrastructuurinvesteringen (TK 2019-2020, 34682, nr.49).
- Het infrastructuurfonds wordt omgevormd naar een mobiliteitsfonds waarin niet de modaliteit maar de mobiliteit centraal staat.
- Inzet Regio Deals voor grensoverschrijdende samenwerking.
- Inzet Erfgoed Deal voor integrale verstedelijking.
.jpg)
Prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Een goede indeling van het landelijk gebied is nodig om een vitaal platteland te behouden, waar het prettig is om te werken, wonen en recreëren. Het landgebruik wordt in balans gebracht met natuurlijke systemen en ontwikkelingen in het landelijk gebied en gaat niet ten koste van de landschappelijke kwaliteiten. Dat draagt bij aan een landelijk gebied waar het prettig wonen en recreëren is en waarin ruimte is en blijft voor een vitale landbouw.
Om in Nederland structureel de natuurdoelen te halen en ruimte te krijgen voor economische en maatschappelijke ontwikkelingen, is het noodzakelijk om in het landelijk gebied het gebruik meer af te stemmen op de fysieke kwaliteiten. Dit wordt uitgewerkt in het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Via de Bossenstrategie wordt gezorgd voor voldoende boomaanplant in Nederland, zowel in de vorm van bos als van andere beplantingen. Dit draagt zowel bij aan beperking van de stikstofverspreiding als aan landschapsherstel en CO2-opslag.
De inzet in de NOVI is verder om de biodiversiteit te beschermen en versterken en het natuurlijk kapitaal duurzaam te benutten. Binnen het Programma Natuur worden de stikstofmaatregelen nader uitgewerkt. Doel is de negatieve gevolgen van overmatige stikstofdepositie op de natuurkwaliteit te verminderen. Het Nationaal Natuur Netwerk wordt vergroot met de aankoop en functieverandering van 41.000 ha extra natuur. Ook hierbij is de Bossenstrategie van belang.
Ingezet wordt op een duurzaam en vitaal landbouw- en voedselsysteem. Met het Realisatieplan Visie Landbouw, Natuur en Voedsel wordt gewerkt aan de transitie naar kringlooplandbouw.
Uit het Klimaatakkoord, de voortgaande verstedelijking, de energietransitie en de heroriëntatie van de landbouw vloeien grote ruimtelijke opgaven voort. De inzet is daarom het versterken, beschermen of ontwikkelen van (unieke) landschappelijke kwaliteiten. Het Programma ONS Landschap is er op gericht zowel gebiedsgericht als generiek landschapsinclusief omgevingsbeleid te ontwikkelen in afstemming met het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Verder brengen Rijk en regio middels geobjectiveerde kennisproducten de ontstaansgeschiedenis, de logica en de bestaande kenmerken en identiteit van een gebied in beeld, en ontwikkelen we kaders of spelregels die gebiedsprocessen helpen met het vormgeven van landschapsinclusief omgevingsbeleid.
Nationale Parken werken aan een kwaliteitssprong waarbij met een ruimtelijke zonering de biodiversiteit, (inter)nationale landschappelijke en cultuurhistorische waarden worden versterkt conform het streefbeeld in de standaard voor de gebiedsaanduiding Nationale Parken.
In het kader van de beleidscyclus van de NOVI zal aandacht zijn voor de samenhang tussen de verschillende programma’s.
Tabel Belangrijkste instrumenten beleidskeuzes prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Instrumenten
|
Verantwoordelijk departement
|
Start
|
Doorlooptijd
|
Nationaal Programma Landelijk Gebied: hierin wordt richting gegeven aan toekomstbestendige ontwikkeling van functies in het landelijk gebied.
|
BZK en LNV, i.s.m. betrokken departementen, medeoverheden en maatschappelijke organisaties
|
2020
|
In 2020 wordt de procesaanpak opge- steld door BZK en LNV
|
Grondwaterparagraaf: waar dat nuttig is wordt een grondwaterparagraaf opgenomen in visies en plannen. Op grond van een instructieregel in het Besluit kwaliteit leefomgeving moeten de gevolgen voor het waterbelang worden betrokken bij het opstellen van omgevingsplannen en omgevingsverordeningen en bij het nemen van project besluiten. Bestuurlijk is afgesproken om deze weging van het waterbelang ook bij de omgevingsvisies uit te voeren.
|
IenW i.s.m. betrokken
departementen en medeoverheden
|
2020
|
-
|
Programma Natuur: binnen dit programma worden de stikstofmaatregelen voor het onderdeel natuurherstel en ontwikkeling nader uitgewerkt. Doel is om extra bij te dragen aan het halen van de doelstellingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR). Er ligt hierbij een relatie met het Nationaal Programma Landelijk Gebied.
|
LNV i.s.m. betrokken departementen, provincies, medeoverheden, natuurbeheerders en andere maatschappelijke partners
|
2020
|
Programma loopt tot en met 2030
|
Het Programma Versterken Biodiversiteit is in opbouw. Het Deltaplan Biodiversiteitsherstel speelt hierin een belangrijke rol. Dit is een brede, maatschappelijke coalitie met de ambitie om biodiversiteitsverlies in Nederland om te buigen naar biodiversiteitsherstel. Partners bij het Deltaplan zijn onder meer boeren, terreinbeheerders, particulieren, diverse onderzoeksinstituten en overheden.
|
LNV i.s.m. betrokken departementen en maatschappelijke coalities, zoals het Deltaplan Biodiversiteit
|
2020
|
-
|
Bossenstrategie: via de bossenstrategie wordt gezorgd voor voldoende boomaanplant in Nederland (in aansluiting op afspraken uit het Klimaatakkoord), zowel in de vorm van bos als in andere vormen. Dit draagt zowel bij aan beperking van stikstofverspreiding als landschapsherstel en CO2-opslag. Houtbouw is onderdeel van deze strategie.
|
LNV i.s.m. betrokken departementen, provincies, Staatsbosbeheer, natuurbeheerders en andere maatschappelijke partijen
|
2020
|
2030
|
Met het Realisatieplan Visie Landbouw, Natuur en Voedsel wordt gewerkt aan de transitie naar kringlooplandbouw.
|
LNV i.s.m. betrokken departementen, medeoverheden en maatschappelijke organisaties
|
2020
|
-
|
Het Nationaal Programma Landbouwbodems is gericht op het committeren van publieke en private partijen aan duurzaam beheer van alle Nederlandse landbouwbodems in 2030.
|
LNV i.s.m. betrokken departementen, medeoverheden en maatschappelijke organisaties
|
2019
|
2030
|
Het Programma ONS Landschap is er op gericht om in samenwerking met decentrale partners de waarden en kwaliteiten van onze landschappen te beschermen en te versterken. Dit door landschapsinclusief vorm te geven aan ruimtelijke ontwikkelingen.
|
BZK i.s.m. betrokken departementen, medeoverheden, PBL, CRa en maatschappelijke partijen
|
2020
|
-
|
Rijk en regio brengen middels gebiedsbiografieën de ontstaansgeschiedenis, de logica en de bestaande kenmerken en identiteit van een gebied in beeld. De gebiedsbiografie geeft perspectief op de verdere doorontwikkeling van een gebied en biedt een goede basis voor het integrale ontwerp van de nieuwe ruimtelijke opgaven, bijvoorbeeld bij Omgevingsagenda’s.
|
OCW i.s.m. betrokken departementen
|
2020
|
-
|
Nationale Parken werken aan een kwaliteitssprong waarbij met een ruimtelijke zonering de biodiversiteit, (inter)nationale landschappelijke en cultuurhistorische waarden worden versterkt conform het streefbeeld in de standaard voor de gebiedsaanduiding Nationale Parken (werkversie mei 2018). |
Nationale Parken, provincies, gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders, groene organisaties, andere landelijke en regionale organisaties en LNV i.s.m. betrokken departementen |
2019 |
Huidige programma loopt tot eind 2022 |
De (nationale) programma’s worden in Bijlage I nader toegelicht. Bijlage II geeft een uitgebreider overzicht van reeds bestaande en nieuwe instrumenten per beleidskeuze.
Richting geven aan decentrale keuzes
We geven in de NOVI aan de regio's de volgende richtingen mee:
- Toepassen van de afwegingsprincipes:
- Combineer, daar waar mogelijk, de opgave in het landelijk gebied maximaal met andere opgaven;
- Sluit bij inpassing van de opgaven in het landelijk gebied aan bij de kenmerken van het gebied;
- Voorkom afwenteling naar tijd en plaats.
- Toepassen van voorkeuren en voorkeursvolgordes voor het landelijk gebied:
- Voorkeursvolgorde voor regionaal waterbeheer: beter vasthouden van water om overlast te voorkomen en beschikbaarheid zeker te stellen; bij dreigende overlast zijn de vervolgstappen 1) bergen en 2) afvoeren; bij een dreigend tekort aan water is de vervolgstap slimmer verdelen over de watervragende functies in een gebied; bij een natuurlijk fenomeen is nooit alle schade te voorkomen, dus als dit toch nog onvoldoende is, dan moeten we als samenleving de (rest)schade accepteren.
Figuur: Voorkeursvolgorde regionaal waterbeheer
- Zonneladder en beperken van de benutting van landbouwgrond en natuur voor de energieopwekking.
- Opstellen van Regionale Veenweidestrategieën: provincies organiseren een proces met grondgebruikers, maatschappelijke partijen, bewoners en medeoverheden gericht op de opstelling van een programma per veenweidegebied.
- Uitwerken hoe om te gaan met agrarische leegstand en herbestemming samen door Rijk en regio’s in de Aanpak Agrarische Leegstand.
- Samen werken aan integrale opgaven in het landelijk gebied, waaronder versterken van natuur en biodiversiteit in het kader van het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland.
- Medevormgeven van de transitie naar kringlooplandbouw.
- Natuurinclusief ontwerpen, bouwen en ontwikkelen.
- Besteden van aandacht aan het ontwikkelen en beschermen van waardevolle landschappen.
- Meewegen en vastleggen van landschappelijke kwaliteit in beleid en regelgeving.
- Meer afstemmen van het landgebruik op de zoetwaterbeschikbaarheid (via het Deltaplan Zoetwater) of geen toestemming van grote watervragende functies in gebieden met ernstige zoetwatertekorten of verzilting.
- Toekennen van functies aan gebieden en locaties waar deze het best worden ondersteund door de natuurlijke eigenschappen en karakteristieken van het bodem-watersysteem.
Bekostiging
- Maatregelen in het kader van het stikstofbeleid:
- Verstrekken van € 125 miljoen aan terreinbeherende organisaties voor maatregelen op het gebied van natuurherstel en ontwikkeling op de korte termijn (2020-2021). Dit gaat om natuurherstel in en rond bestaande natuurgebieden;
- € 125 miljoen inzetten voor de oprichting van een Natuurbank voor compenserende maatregelen voor verlies aan natuurkwaliteit;
- Langjarige inzet van extra middelen voor natuurherstel en -ontwikkeling, oplopend naar € 300 miljoen per jaar in de periode tot en met 2030. Dit krijgt vorm in het Programma Natuur. Eind 2020 verschijnt hiervan de uitvoeringsagenda;
- € 350 miljoen inzetten voor opkoop van agrariërs (inclusief hun gronden) rondom Natura 2000-gebieden. Dit geld wordt in meerdere tranches ter beschikking gesteld aan de provincies, om in de gebiedsgerichte aanpak gericht piekbelasters in de landbouw te kunnen verminderen;
- Het plafond van de subsidieregeling sanering varkenshouderijen is verhoogd van € 120 miljoen naar € 455 miljoen om alle aangemelde bedrijven subsidie te kunnen verlenen. Hiermee zullen in 2021 varkenshouderijen in met name het midden, oosten en zuiden van Nederland hun bedrijf beëindigen;
- Er is € 1 miljard beschikbaar voor een subsidieregeling voor de beëindiging van veehouderijen. De eerste tranche van € 750 miljoen wordt volgend jaar opgesteld, voor de definitieve keuze voor de tweede tranche in 2024 zal gekeken worden wat de meest kosteneffectieve inzet van middelen is. Bedrijven met kippen, varkens en melkvee kunnen zich aanmelden. De bedrijven worden behandeld op volgorde van hun effect op depositie en kosteneffectiviteit;
- € 175 miljoen inzetten middels een omschakelfonds, met als doel de kosten van omschakeling naar een duurzamer vorm van landbouw te helpen financieren.
- Maatregelen in het kader van het Klimaatakkoord, zoals voor de aanpak van bodemdaling (€ 100 miljoen) en op het gebied van bomen, bos en natuur (€ 51 miljoen).
- De ruimtelijke inzet, gericht op het creëren van ecologische en landschappelijke verbindingen en transities in het landelijk gebied, zal nader verkend worden op beleidsmatige effecten en financiële gevolgen. Een dergelijke inzet vraagt mogelijk om vernieuwing en versterking van het bestaande grondbeleid-instrumentarium.
- In afstemming met de provincies, LTO, BoerenNatuur en RVO.nl heeft het kabinet in aanloop naar het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) een investeringsregeling voor het aanleggen van landschapselementen opengesteld. Daarmee wil zij een begin maken met het herstel van het aantal agroforestry- en landschapselementen, die belangrijke waarden vertegenwoordigen voor biodiversiteit, klimaat en het cultuurlandschap.
- In het kader van de Programmatische Aanpak Grote Wateren heeft het Rijk:
- Voor de eerste tranche € 95 miljoen geïnvesteerd;
- Voor de tweede tranche tot en met 2032 in totaal € 248 miljoen gereserveerd.
- Vanuit de Erfgoed Deal werken Rijk, gemeenten, provincies en maatschappelijke organisaties aan een waardevolle leefomgeving. De Erfgoed Deal streeft naar een zorgvuldig vormgegeven leefomgeving, waarin ons verleden tastbaar is en waar we ons - ook in de toekomst - verbonden mee voelen.
- De regeling tijdelijke ondersteuning voor Nationale Parken: € 5,45 miljoen, openstelling per 1 juli 2020. De regeling is bedoeld om parken de komende 3 jaar te ondersteunen in onder andere gebiedsprocessen, en bij visievorming, planvorming en kennisopbouw die nodig is om de standaard te vertalen naar hun gebied. Regionale cofinanciering (50%) is van belang.
- Inzet van middelen van het Natuur realisatieplan, het IBP-Vitaal Platteland en van de Regio Deals.